Haar genre wordt wel non-fictie literatuur genoemd. In het marathoninterview van de VPRO, wordt de Vlaamse schrijfster Lieve Joris ondervraagt door Djoeke Veninga. Het gaat over haar familie, maar vooral over haar werk, over hoe het tot standkomt. In Congo, Mali, Ehtiopie en binnenkort misschien Vietnam, of andere plekken in Azie. Ik dacht bij mezelf dat je het ook culturele antropologie kunt noemen.
We krijgen een portret van een vrouw die van haar manier van werken een manier van leven heeft gemaakt. Het gaat nog nauwelijks over het schrijven of het publiceren van het boek. Het gaat over het verblijf in den vreemde. Over de contacten, de relaties die ontstaan, over de eenzaamheid en de opvang op de vele, vele logeeradressen. Ik wil geen details weggeven - er is zoveel en de luisteraar moet ze gewoon lekker zelf ontdekken.
Wat is er te leren? Lieve Joris lijkt een zoektocht te maken naar universele waarden en die lijken vooral op het micro-niveau naar buiten te komen. Hoe ze houdt van haar (echte) personages en hoe de mensen in het land dat ze bezoekt haar in hun armen sluiten. Maar ze maakt ook duidelijk wat het gezicht van post-kolonialisme is. Of beter gezegd, in meervoud, de vele gezichten ervan. Congo is niet zoals Uganda, niet zoals Rwanda, of Mali, of Ethiopie. En Afrika is niet zoals Azie. De ernstigste nog voortdurende schade lijkt zich in Afrika te bevinden, Congo vooral, maar als er al iemand moet opstaan om de schade te verhelpen, moeten dat toch de Afrikanen zelf zijn zo betoogt ze. Hoe ze dat moeten doen, is misschien niet van Europeanen of Amerikanen , maar eerder van Aziaten te leren. Laten de Afrikanen kijken naar Vietnam, naar China, is haar aanbeveling.