De laatste aflevering van OVT, was buitengewoon de moeite waard. Opnieuw ophef rondom Deep Throat, de laatste aflevering over A. den Doolaard, maar vooral de drie onderwerpen die met een beetje analyse zelfs aan elkaar te knopen zijn. De eerste, Hitler in de jaren dertig in het kader van In Europa, en de tweede, een gesprek met Merel Boers over Holocaustdebatten naar aanleiding van de praalwagen op het carnaval in Rio, zijn zeker met elkaar verwant. Maar het gesprek met Jan de Hond over het orientalisme kan wat mij betreft ook vastgeknoopt worden.
Hoe dan ook, een meer dan buitengewoon interessante uitzending. Verre van een gemakkelijke uitzending. Merel Boers en Jan de Hond maken het elk in hun eigen onderwerp duidelijk. Over de holocaust, legt Merel uit, dat de debatten vaak bemoeilijkt worden omdat er een onderliggende kwestie is: van wie is de holocaust nu eigenlijk? Is het een generiek verhaal over genocide en dus over ons allemaal, of is het een specifiek verhaal over Nazis en Joden en onvergelijkbaar en ook verboden te vergelijken? De beide benaderingen sluiten elkaar uit en kunnen elkaar zelfs verketteren.
Eenzelfde gespletenheid zit in het orientalisme, zoals Jan de Hond uitlegt. De negentiende eeuwse Nederlander (in navolging van de Fransman en de Brit) is gefascineerd door de orient, door de wereld van Marrakesh tot Baghdad, van Istanbul tot Cairo en Mekka, maar is daarin tegenstrijdig. Enerzijds wordt de orient en de Islam op een manier afgeschilderd om het westen en het Christendom voordelig te laten uitkomen en anderszijds is er een stroming die vrijwel dezelfde typeringen gebruikt om het omgekeerde te doen, om de tekortkomingen van het westen af te zetten tegen een soort oorspronkelijke natuurlijkheid van het oosten. Daarbij gaat het voornamelijk om een onbevangen sexualiteit, zo stelt Jan de Hond, maar het komt mij voor dat daarin ook gezien kan worden, een fascinatie met een meer magische spiritualiteit tegenover het rationalisme en het benepen religieuze van het westen.
Gespletenheid zie ik ook in de gesprekken over Hitler. Dat zie je bijna altijd. Het ligt voor de hand om zijn fanatisme en gekte te benadrukken, maar dat kan toch niet het hele plaatje zijn. Het maakt ook alle Duitsers gek om achter hem aan te lopen. Dus waar liggen de sterke kanten, maar als je over successen gaat praten, mag je dat niet aan Hitler toeschrijven. Je voelt dat er bij alle drie de onderwerpen heel veel impliciet gebleven zaken een rol spelen die het zicht vertroebelen. Maar de gesprekken worden er wel fascinerender door.
Eerdere besprekingen van OVT in dit blog:
1922 - Walther Rathenau,
1925 - Mussolini,
1929 - Goldene Zwanziger,
1933 - Fellow Travelers.
1936 - Spanje.